Woensdag 12 maart 2014
Als het om water en vervoer gaat, Almelo was van alle markten thuis: de stadshaven beschikte ooit over een onderzeeër. Wellicht trekt u de wenkbrauwen op bij het lezen van deze zin. Want ook al maakte onze gast van dinsdag, de heer Jan Rutgers, ons duidelijk dat het vervoer naar en van de Almelose buitengebieden zich grotendeels over het water voltrok, zo erg was het vroeger toch niet gesteld met het waterpeil van “het putje van Twente?”Nee, zo erg was het nou ook weer niet. Die onderzeeër lag er inderdaad, verzekerde Jan Rutgers ons, maar fungeerde uitsluitend als een soort reclame. De marine wilde op deze manier jongeren werven. Het geavanceerde maritieme voertuig deed dus geen dienst. Toch mag het als symbool gelden voor het belang van waterwegen in onze streken.
Voor het werkelijke reizen over water was men aangewezen op trekschuiten of op de zogeheten zompen, brede platbodems die aan varkenstroggen deden denken. Erg snel ging het varen op de zomp bepaald niet. Soms was er op een traject nauwelijks water en moest er een dammetje gebouwd worden. Nadat zich voldoende water verzameld had, werd de dam dan een paar dagen later doorgestoken. Zo werd er letterlijk een weg gebaand werd voor het wachtende schip.
Wij kunnen ons bovengenoemde situatie nauwelijks meer voorstellen, maar zo ging het in een grijs verleden. Totdat de bekende kanalen gegraven werden: Almelo-De Haandrik, midden 19e eeuw, een aantal decennia later het kanaal Almelo-Nordhorn en pas rond 1930 het Twentekanaal. Deze waterwegen werden niet zozeer gebruikt voor het vervoer van passagiers, maar voor de aanvoer van industriële brandstoffen als kolen en turf. Op haar beurt exporteerde Almelo textiel naar diezelfde streken waar de stad haar benodigde brandstof vandaan haalde.
Het vervoer over land nam in belang toe na de aanleg van een uitgebreider spoornetwerk, en vanzelfsprekend na het verharden van de zandpaden. De heer Rutgers kon ons vertellen dat het vrachtvervoer ooit vrijwel volledig in handen was van een drietal ondernemers, t.w. Rensink, Bolk en Looms. Deze waren ook nog eens familie van elkaar. De tentoonstelling in het Stadsmuseum, die volledig gewijd is aan het vervoer in vroeger tijden, laat een grote hoeveelheid foto’s en modellen zien van de transportmiddelen waarover deze firma’s beschikten. Ook komt u in het museum natuurlijk alles te weten over de voor Twente zo specifieke zomp. U kunt de tentoonstelling nog tot en met 27 april 2014 bezichtigen.
De herhaling van het interview met de heer Rutgers wordt uitgezonden op AAFM, zaterdag van 09.00 tot 10.00 uur.
Interview Jan Rutgers over transport van vroeger